Kamerijk is een vocaal ensemble dat a capella muziek uit de tweede helft van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw ten gehore brengt. Hierbij gaat het om meerstemmige muziek uit de Zuidelijke Nederlanden van die tijd, van de hand van Frans-Vlaamse componisten zoals Johannes Ockeghem, Loyset Compère en Josquin Desprez.
Kamerijk legt zich toe op een historische uitvoeringspraktijk. Dit betekent onder meer dat het ensemble in een compacte opstelling uit één koorboek zingt, wat voor een optimaal onderling contact zorgt. Ook wordt uit kopieën van een zo oorspronkelijk mogelijk handschrift gezongen.
De handschriften worden nauwgezet bestudeerd om tot de meest adequate tekstplaatsing en interpretatie te komen. Uitgangspunt bij het zingen is de klank en beweging van de taal. Het Latijn werd in de vijftiende en vroege zestiende eeuw uitgesproken volgens de klankregels van de volkstaal. De karakteristieken daarvan zijn volop terug te vinden in de muziek. Afhankelijk van de afkomst van de componist kiest Kamerijk voor een historische Franse of Nederlandse uitspraak van het Latijn.
De naam van het ensemble verwijst naar een stad in Frans-Vlaanderen, nu beter bekend als Cambrai, die vroeger deel uitmaakte van de Zuidelijke Nederlanden. In Kamerijk stond een kapittelkerk waaraan veel Frans-Vlaamse componisten kortere of langere tijd verbonden waren. Guillaume Dufay zong er als koorknaap en werkte er later als kanunnik, Johannes Regis leidde er de koorschool, Jacob Obrecht was er cantor.